Informatie

Soorten Hout

Bij de keuze van een houten vloer of houten vloerdelen is het houtsoort een belangrijke factor. Elk soort hout heeft aparte kenmerken en eigenschappen.

Neem contact op!


Bekijk hieronder de lijst met houtsoorten:

 

Let op!

De volgende houtsoorten zijn NIET geschikt voor vloerverwarming:
- Beuken
Bilinga
Essen
Guatambu
Jatoba
Kersen
Maple
Noten
Purperhart
Robijn
Sucupira Preto

 

Voor diegene die meer informatie wil over hoe de wonderbaarlijke wereld van bomen ontstaat kan hieronder daar meer over lezen.

Onder aan de tekst wordt ook nog iets verteld over de manieren van het opzagen van bomen voor gebruik als vloerhout, kozijnhout etc.

Zoals alle groene Planten maken bomen het materiaal voor de groei van hun bladeren doormiddel van Fotosynthese. Dit is een ingewikkelde chemische reactie, waarbij energie uit het zonlicht wordt gehaald door kooldioxide uit de lucht en water uit de grond om te zetten in suikers. De reactie vindt plaats in het chlorofyl, het bladgroen. Zeer kleine openingen in het blad, de stomata of bladmondjes, maken dat het kooldioxide diret binnenkomt.

Echter, water moet een lange weg afleggen van de wortels naar de bladeren voordat de fotosynthese plaatsvindt. Het wordt door de haarwortels de wortels in getrokken, door middel van osmose. Osmose is de stroom van 1 bestanddeel van een ooplossing door een membraam, terwijl andere bestanddelen worden verhinderd hierdoor te stromen. Het water bevat een oplossing van zout en andere elementen die noodzakelijk zijn voor leven, zoals stikstof, kalium en fosfor, en kleinere hoeveelheden ijzer, magnesium, colcium, natrium, sulfaat en andere spoorelementen. he sap stroomt door het spinthout of xyleem naar de kruin. Naast de toevoer van sap naar de boomkruin zorgt hout ook voor de kracht die nodig is om de kruin te kunnen dragen en slaat het het voedsel op dat door de bladeren wordt gevormd. Dit voedsel wordt in een oplossing van de bladeren naar alle delen van de boom verspreid door het bastweefsel of floeem en wordt door de boom gebruikt voor om te groeien.

Nieuw hout wordt gevormd door het cambium, dat een speciale cellaag tussen het xyleem en het floeem is. Het cambium omvat alle levende delen van de boom en tijdens perioden van actieve groei delen de cambiumcellen zich om nieuwe houtcellen aan de binnenkant en floeemcellen aan de buitenkant te produceren. Hierdoor vormt nieuw hout zich rondom de bestaande houtkern. Als deze groei volgens de seizoenen gebeurt, zoals in gematigder gebieden of tijdens perioden van droogte, ontstaan de bekende jaarringen. Het is interessant om op te merken dat als de groei doorlopend is, zoals doorgaans het geval is in tropische gebieden, er meestal geen afzonderlijke jaarringen worden geproduceerd.

In het houtweefsel of spinthout, dat het meest recent gevormde hout is, vinden twee belangrijke processen plaats: het transport van sap en de opslag van voedsel. naarmate de boom groeit, raakt de binnenste laag van het houtweefsel echter zo ver verwijderd van het actieve groeigebied dat het weefsel ophoudt te functioneren en de cellen een chemische verandering ondergaan en kernhout worden. De nieuwe substantie die door deze verandering ontstaat, geeft kernhout zijn kenmerkende kleur en vorm.

Celstructuur
Hout kan worden omschreven als een natuurlijk materiaal met een samengestelde structuur van cellulosevezels die worden aaneengehecht door lignine is hout een losse bundel vezels: zonder cellulose is het een poreuze spns van lignine. Naast de kernbestanddelen van cellulose en lignine bevatten de houtcellen nog water en veel spoorelementen en mineralen.

Een algemene kennis van de celstructuur van hout helpt de houtbewerker bij het verklaren van de diverse eigenschappen van verschillende houtsoorten en hoe deze houtsoorten te bewerken zijn, hoe ze bol of hol trekken, krimpen en bij gebruik werken. In tegenstelling tot veel andere materialen die worden gebruikt voor de bouw en voor meubelen is hout hygroscopisch, wat wil zeggen dat het vocht absorbeert en afgeeft. het drogen van hout is een proces waarvan iedere houtbewerker zich bewust moet zijn. Maar er moet bij het werken met hout en het plannen van een project altijd rekening mee houden dat hout steeds vocht kan blijven opnemen, vooral als het niet gedicht is: Hierdoor kan het uitzetten. De houten buitendeur die met vochtig weer klemt, maar met droog weer gemakkelijk open gaat, is een bekend voorbeeld van werking van hout. De aard en de mate van de werking wordt bepaald door de celstructuur van het hout. Zachthout heeft een minder ingewikkelde celstructuur dan hardhout en daarom moeten deze twee soorten apart worden besproken.

Celstructuur van Zachthout

Zachthout heeft twee soorten basiscellen. Ongeveer 95 % bestaat uit lange vezels in de lengte van de stam, de tracheiden. Dit zijn een soort buisjes die aan beide kanten spits eindigen. In elke celwand bevinden zich echter kleine gaatjes of putjes waardoor het sap door de vezel kan stromen. De afmeting en vooral de diameter van deze cellen bepaalen de nerf van het hout en zijn dus uiteindelijk kwaliteiten en gladheid. De overige 5% zijn houtstraalcellen die radiaal vanuit het hart naar buiten lopen en sap horizontaal vervoeren. Sommige zacht houtsoorten, zoals lariks, douglas spar en spar, kunnen ook harsgangen hebben, die bij de houtbewerker tot irritaties kunnen leiden, maar in de levende boom als bescherming dienen, omdat ze hars transporteren naar gewonde of beschadigde delen van de boom.

Celstructuur van hardhout
De celstructuur van hardhout is veel ingewikkelder dan die van zachthout. Hardhout heeft meer verschillende soorten cellen, namelijk houtvaten, houtvezels, parenchymcellen of opslagcellen, en houtstraalcellen die door parenchymcellen worden gevormd. De onderlinge verhouding van deze cellen verschilt van boom tot boom. De vezels van hardhout zijn over het algemeen korter dan die in zachthout.
Houtvaten komen alleen in hardhout voor. Ze vormen een soort doorlopende pijpleiding van boven op elkaar gelegen cellen, zodat sap kan worden getransporteerd. De wanden zijn betrekkelijk dun en de diameter is tamelijk groot. De indeling van deze vaten bepaalt de aard van de specifieke houtsoort en daarmee de strerkte, droog- en bewerkingsnemerken en het uiterlijk van het hout.
De Parenchymcellen of opslagcellen kunnen worden omschreven als een tussenvorm van vaten en vezels en hun primaire functie is de opslag van voedsel. Ze vormen de houtstralen die radiaal naar de verticale as van de boom lopen.
De stralen zijn in sommige houtsoorten erg uitgesproken, zoals de brede houtstralen van Europees Eiken (Quercus Robur), die het kwartiers gezaagde hout zijn fraaie uiterlijk geven. Afhankelijk van het hout kunnen stralen een tot veertig cellen breed zijn. Stralen kunnen ook de zwakke plekken in hout zijn: bij het bewerken van het hout kunnen deze splinteren, bi het drogen barsten en ze kunnen de houthakker helpen bij het splijten van houtblokken.

Voorjaarshout en Najaarshout
Zoals de namen aangeven, wordt voorjaarshout vroeg in het groeiseizoen gevormd en najaarshout later in het seizoen. Voorjaarshout is minder compact en heeft grote, dunwandige cellen voor een goed transport van sappen, terwijl najaarshout kleinere cellen heeft met dikkere wanden die de boom stevigheid geven. Dit groeipatroon is kenmerkend voor bomen in gematigde klimaatsgebieden met afzonderlijke seizoenen en veroorzaakt de bekende jaarringen met verschillende dichtheid.

Poreus en niet-poreus hout
Deze begrippen kunnen verwarrend lijken. Ze verwijzen naar de plaatsing van houtvaten op het kopse vlak, dwars op de lengteas gezaagd. het open einde van het houtvat wordt een porie genoemd. omdat zachthout niet veel houtvezels heeft, wordt het ook wel niet-poreus genoemd, terwijl hardhout soms poreus wordt genoemd.
De gelijkmatigheid van de hardheid van hout hangt af van de verspreiding van vezels en vaten en van hun aantal en afmetingen. Bij sommige houtsoorten zoals essen, kastanje en eiken (fraxinus, Castanea, Quercus) varieert dit, waarbij voorjaarshout meestal de grootste porien heeft, Met een grove nerf en verschillende patronen en tekening als gevolg. Dergelijk hout wordt ook ringporig genoemd. Hout als beuken, berken en gewone esdoorn waarbij de porien gelijkmatig zijn verdeeld, wordt echter diffuus-poreus genoemd. Semi- ringporig ten slotte is hout met verschil in dichtheid tussen voorjaars- en najaarshout, zij het minder uitgesproken, en er is geen duidelijke afbakening aanwezig. Amerikaans zwart noten en wit noten zijn hier goede voorbeelden van.

Groeiringen en Leeftijd
De levensgeschiedenis vna een boom tekent zich af in de structuur van het hout. Vooral wanneer de groei seizoensgebonden is, kan deze duidelijk worden waargenomen door het patroon dat de groeiringen van de boom vertonen. Langzaam groeiende bomen als buxus en taxus hebben vaak smalle ringen, terwijl sneller groeiende bomen als bepaalde pijnbomen  en populieren altijd veel wijdere, bredere ringen hebben, tot 14mm per jaar. Omgevingsfactoren zijn erg belangrijk voor de groei van een boom. Bomen die vaker in een parkachtige omgeving staan dan in een bos hebben de neiging meer te groeien, omdat er minder strijd is om water en voedingsstoffen. De vruchtbaarheid van de bodem speelt ook een grote rol. in gebieden met kortere groeiseizoenen, zoals het noordpoolgebied of dicht bij de sneeuwgrens, hebben bomen meestal fijnere ringen. Het is duidelijk dat bomen in perioden van droogte minder groeien dan in natte jaren Ringen zijn bijna nooit concentrisch of gelijkmatig. De ervaren boomdeskundige ziet aan de groeiringen of en wanneer de boom door schimmels is aangevallen en of hij brandschade heeft opgelopen. De ringen tonen ook perioden van sterke of zwakke groei en of bepaalde delen ooit onder druk hebben gestaan.
In gematigde gebieden waar groei seizoensgebonden is, zijn de groeiringen meestal duidelijk; een laag van minder dichte voorjaarsgroei en een laag van dichtere najaarsgroei vormen de totale jaarlijkse groei. De combinatie van deze twee lagen staat bekend als de jaarring en hieraan kan met behulp van de dendrochronologie de leeftijd van de boom worden afgeleid.

De Botanische benaming van hout
In de opslag- en werkplaats voor hout worden houtsoorten meestal met hun gangbare of handelsnaam genoemd, zoals Esdoorn, eiken of grenen. Dit is uitstekend voor alledaags gebruik, maar gangbare namen verschillen van plaats tot plaats en er kan zo snel verwarring ontstaan. Wat bijvoorbeeld in Belgie bekendstaat als vuren, kan in Nederland ook zweeds vuren, gewone spar of fijnspar worden genoemd.
Daarom wordt voor een zeer precieze identificatie de botanische classificatie gebruikt. Elke boomsoort heeft een botanische naam, zodat iedereen, ongeacht zijn moedertaal, dezelfde Latijnse en Griekse terminologie gebruikt voor een nauwkeurige identificatie. Dit systeem werd in 1758 ontwikkeld door de Zweedse Botanicus Carl Linnaeus in zijn Species Plantarium. Linnaeus wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne taxonomie, de studie van het indelen van planten en dieren in verwante groepen binnen een groter systeem. Het systeem werkt als volgt.
De hoogste taxonomische rang is een Rijk. Levende organismen worden of in het dierenrijk of in het plantenrijk geplaatst. Dan gaat de classificatie verder in: afdeling, klasse, orde, familie, geslacht en soort. (tuinplanen kunnen overigens nog verder worden onderverdeeld in ondersoorten en varieteiten.) Ter illustratie is hier de volledige classificatie van de Europese Es hieronder afgebeeld.

Rijk   Afdeling            Klasse            Orde              Familie     Geslacht    Soort
Plant Spermatophyta  Angiospermae Dicotyledonae  Oleaceae  Fraxinus    Excelsior

Voor algemene doeleinden volstaan voor de houtbewerker de laatste drie categorieen: familie, geslacht en soort. Bij het voorbeeld van de Europese es is de familie de Oleaceae, het geslachtis Fraxinus en de soort Excelsio. De Europese es krijgt dus de naam Faxinus excelsior, maar de Amerikaanse es, die hetzelfde geslacht heeft maar een andere soort is, wordt Fraxinus americana genoemd. Bij de naamgeving wordt dus alleen het geslacht en de soort gebruikt, zoals over het algemeen bij botanische namen, maar soms is het handig om ook de familie te kennen.
Bij wetenschappelijk gebruik staan het geslacht en de soort altijd schuin gedrukt, het geslacht met hoofdletter, de soort zonder, en soms wordt het geslacht afgekort om plaats te besparen, maar alleen als de naam bij de eerste vermelding volledig is gegeven. De afkorting Fraxinus betekent "diverse soorten van het geslacht Fraxinus".
Helaast worden botanische namen soms om de een of andere reden herzien, met als gevolg dat sommige soorten meer dan een wetenschappelijk naam hebben. De afkorting 'syn' (synoniem) staat voor een naam die niet meer wetenschappelijk wordt gebruikt, maar nog wel in ouder of minder geleerde contexten.

Spermatophyta
Spermatophyta zijn zaakplanten en er bestaan drie typen die houtachtig materiaal produceren. Dit zijn de Gymnospermae, vooral coniferen die naaktzadig zijn en die zachthout produceren, zoals lariks en hemlock, en de twee orden van de angiospermae of bedektzadigen: de eenzaak lobigen en tweezaadlobbigen.

De eenzaad lobbigen hebben een vruchtbeginsel, zoals bamboe, palm en rotan, en zijn slechts van beperkt belang voor de houtbewerker. De tweezaaklobbigen hebben twee vruchtbeginsels en hieronder valt onder andere hard loofhout als iepen en mahonie.

Hardhout en zachthout
Hoewel houtsoorten die worden aangeduid als zachthout vaak zachter zijn dan soorten die worden aangeduid als hardhout, is dit slechts een gedeeltelijke aanwijzing en kan het leken misleiden. De begrippen zachthout en hardhout hebben meer te maken met de botanische orde,  naaktzadigen of bedektzadigen,dan met de dichtheid. Daardoor wordt het lichtste handelshou, balsa, geordend als hardhout, terwijl een massieve houtsoort als taxus tot de groep van zacht hout behoort.

Boshout
Hout voor de houthandel wordt uit drie elementaire bostypen gehaald:

  • Naaldhout
  • Gematigd Loofwoud
  • Tropisch Loofwoud

Deze soorten komen echter niet altijd afgezonderd voor; sommige gebieden kennen diverse bostypen.

Zachthout komt grotendeels uit Naaldbossen van de arctische en subarctische gebieden op lagere geografische breedtes.
Gematigde hardhoutsoorten, zowel groenblijvende als loofverliezende soorten, komen verspreid uit het noordelijke halfrond en gaan vaak over in zachthoutbosgebeiden in de Noordelijkste omgevingen. Op het zuidelijk halfrond komen gematigde hardhoutsoorten voor in Chili, Nieuw-Zeeland en Australie.

Het grootste gedeelte van het tropisch hardhout, dat hoofdzakelijk groenblijvend is, komt uit de regenwouden van Zuid- en Midden-Amerika, Sub Sahara, Afrika en Zuidoost-Azie.

Hoewel we ons terecht veel zorgen blijven maken over de ontbossing in tropische gebieden, is veel hout tegenwoordig afkomstig van duurzame kap. Veel landen, waaronder Groot-Brittanie, de Verenigde Staten, Canada en Zweden, hebben hun hoeveelheid bosgrond en houtvoorraden behoorlijk uitgebreid. Zweden heeft nu twee keer zoveel blijvend hout vergeleken met 1900. De Zweedse bossen leveren per jaar 100 miljoen kubieke meter hout op, maar ongeveer 60 miljoen kubieke meter wordt geveld. Hierdoor groeit de houtvoorraad jaarlijks met circa 31%. Ongeveer hetzelfde geldt voor Canada. Canada heeft een jaarlijkse groei van de houtvoorraad van circa 61 miljoen kubieke meter.

Drogen en Zagen van Houtdelen
Het drogen van hout is een ingewikkeld proces en is afhankelijk van de houtsoort en het beoogde gebruik. De hoeveelheid hout, hoe het hout is opgestapeld, het plaatselijke klimaat en de luchtvochtigheid hebben allemaal invloed op het houtdrogingsproces. Hout wordt of in de openlucht of in een droogkamer gedroogd. Soms ook is een combinatie van beide mogelijk. Afhankelijk van de boomsoort en van de grootte kan de stam in zijn geheel of in planken worden gedroogd.

Waarom wordt hout gedroogd?
Afgezien van enkele speciale vormen van houtbewerking wordt hout in droge staat bewwerkt. Hiervoor zijn meerdere redenen. Droog hout is aanmerkelijk steviger en weegt minder en is dus makkelijker te handeren. Door het grootste gedeelte van het vocht uit het hout te halen wordt het hout meestal veel minder gevoelig voor sapvlekken en rotting.
Hout neemt door het drogen enorm in sterkte toe. De stijfheid, hardheid en algemene sterkte kunnen met wel 55% toenemen ten opzichte van groen hout.

Hoe droog is droog?
Ookal spreken we ove rhet drogen van hout, hout bevat nog steeds vocht en kan ook nog steeds vocht opnemen na het drogen. Hout is hygroscopisch, wat inhoud dat het altijd vocht kan opnemen en afscheiden. De hoeveelheid vocht in een stuk hout, uitgedrukt in Percentage van het gewicht het hout wanneer het volledig droog is, wordt het vochtgehalte genoemd. Dit vochtgehalte (percentage) kan varieren van veertig tot wel honderd negentig procent bij pas geveld hout en moet tot een constant niveau worden verlaagd voor het hout kan worden bewerkt. Een stuk kunstmatig gedoogd hout met een vochtgehalte van twaalf procent hoeft echter niet in die staat te blijven. Het kan nog verder uitdrogen als het in een droog, centraal verwarmde woonkamer wordt gebruikt, of het kan vocht opnemen als het in een vochtige omgeving wordt gebruikt. De gewenste droogte van het hout, hangt dus in grote mate af van het beoogde gebruik. Als een meubelstuk van hout met en vochtgehalte van vijftien procent in een warme, droge woonkamer wordt gezet, zal het waarschijnlijk splijten. Als het vochtgehalte echter tien procent zou zijn, is dat goed. Oppervlaktebehandelingen kunnen ook de werking van het hout beinvloeden door vochtuitwisseling tussen het hout en de omgeving af te remmen of tegen te houden.

Drogen in de openlucht
Bij hout dat in de openlucht is gedroogd, wordt het vochtpercentage slechts verminderd tot een stabiel niveau van vijftien tot twintig procent, afhankelijk van het klimaaten de luchtvochtigeheid. Als basis regel geldt dat hardhout voor elke 25mm een jaar moet drogen en zachthout half zo lang.
Houten planken moeten voorzichtig worden opgestapeld en afgescheiden door neutrale niet-vlekkende houten latjes, zodat de lucht tussen de planken kan circuleren. De latjes moeten verticaal staan zodat de planken niet kunnen kromtrekken. De dikte van de latjes kan varieren, afhandelijk vna de optimale droogtijd van een bepaalde soort. Als het hout te snel wordt gedroogd, kan het barsten en scheure